Johan de Witt werd op 24 september 1625 geboren als tweede zoon van Jacob de Witt en Anna van den Corput en was daarmee twee jaar jonger dan zijn broer Cornelis. Johan was een geleerd man met brede interesses. Hij blonk uit in wiskunde en publiceerde ook enkele mathematische werken. Nadat hij gepromoveerd was in de rechten, ging Johan wonen in Den Haag waar hij kortstondig werkte als advocaat aan het Hof van Holland.
Vanaf 1650 nam hij een voorbeeld aan zijn vader en broer en ging de politiek in. Hij werd pensionaris van zijn geboortestad Dordrecht. In tijden van afwezigheid van raadpensionaris Adriaen Pauw (onder andere door ziekte) nam Johan in de jaren daarna diens taken over als hoogste functionaris van Holland en West-Friesland, een recht dat traditiegetrouw werd toegekend aan de pensionaris van Dordrecht als oudste stad van het gewest. Toen Pauw in 1653 stierf viel de keuze op de man die al even geroken had aan deze positie. Als raadpensionaris groeide hij niet alleen uit tot belangrijkste politicus gedurende het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672), maar zeker ook tot een van de invloedrijkste staatsmannen uit de Nederlandse geschiedenis.
Om te voorkomen dat te veel politieke macht bij één persoon, familie of instelling zou liggen, stond hij voor een zo groot mogelijke zelfstandigheid van de provinciën. Dit vormde de kern van een stroming die de ‘Ware Vrijheid’ werd genoemd. Het belang hiervan verdedigde hij in zijn Deductie van 1654. De Deductie volgde op de Akte van Seclusie, een geheim artikel dat werd vastgelegd tijdens het Verdrag van Westminster dat een einde maakte aan de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog (1652-1654). Het artikel hield in dat Holland nooit meer een stadhouder zou aanstellen. Dit werd nogmaals bevestigd met het Eeuwig Edict uit 1667.
Toen in 1672 het Rampjaar aanbrak en Frankrijk, Engeland en de vorstendommen Keulen en Munster de Republiek aanvielen waren alle ogen gericht op de politieke leider. De toenemende militaire teleurstellingen zorgden voor onvrede bij de bevolking, de roep om de stadhouder werd groter evenals de woede op de raadpensionaris. Na een aanslag op zijn leven, vroeg Johan op 4 augustus zijn ontslag aan. Op 20 augustus bezocht hij de Gevangenpoort waar zijn broer Cornelis op dat moment opgesloten zat. Toen dat nieuws zich onder het Haagse grauw verspreidde, werden de broers naar buiten gesleurd en op een gruwelijke manier om het leven gebracht.
In zijn privéleven trad Johan op 16 februari 1655 in het huwelijk met Wendela Bicker (1635-1668). Enerzijds had dit huwelijk politieke voordelen, omdat Wendela de dochter was van een Amsterdamse oud-burgemeester en een nicht van twee zittende burgemeesters. Dit zorgde voor een sterke band tussen de raadpensionaris en de machtigste stad van de Republiek. Anderzijds was er wel degelijk sprake van ware liefde tussen de twee. Het echtpaar kreeg acht kinderen, waarvan er drie jong stierven.
Stan Bussen, 2021
Afbeelding links: Wendela Bicker (fragment, Haags Historisch Museum) | afbeelding boven: Johan de Witt (Collectie Museum de Gevangenpoort), digitalisering door Reprorek.
+31 6 52127327
info@vriendenvandewitt.nl